Ik spoor u aan, broeders en zusters, op te passen voor degenen die tweedracht zaaien en anderen in de weg staan, en die daarmee ingaan tegen alles wat u hebt geleerd. Ga hun uit de weg, want zulke mensen dienen niet Christus, onze Heer, maar alleen hun eigen lusten, en door fraaie en welluidende woorden misleiden ze argeloze mensen. Uw gehoorzaamheid is overal bekend geworden; ik ben dus vol blijdschap over u en zou graag zien dat u de wijsheid hebt om het goede te doen en dat u standhoudt tegen het kwaad. De God van de vrede zal Satan nu spoedig vertrappen en aan u onderwerpen. De genade van onze Heer Jezus zij met u.
Timoteüs, mijn medewerker, laat u groeten, evenals Lucius, Jason en Sosipatrus, mijn volksgenoten. Ook ik, Tertius, die deze brief heb opgeschreven, groet u als iemand die in de Heer met u verbonden is. Gajus, die mijn gastheer is en die zijn huis voor de hele gemeente openstelt, laat u groeten. Erastus, die de gelden van de stad beheert, en mijn broeder Quartus laten u groeten.
Aan Hem die bij machte is u kracht te geven, overeenkomstig het evangelie van Jezus Christus dat ik verkondig, overeenkomstig de onthulling van het geheim waarover eeuwenlang gezwegen is, maar dat nu is geopenbaard en op bevel van de eeuwige God door de geschriften van de profeten bij alle volken bekend is geworden om ze tot gehoorzaamheid en geloof te brengen – aan Hem, de enige, alwijze God, komt de eer toe, door Jezus Christus, tot in eeuwigheid. Amen.